PROJECTEN


&

ADVIEZEN


2022





‘PRedatorluw maken en houden van weidevogelgebieden’.

Opdrachtgever: Agrarisch Collectief Sùdwestkust


Agrarische collectieven binnen Fryslân (georganiseerd binnen het Kollektivenberied Fryslân) willen de grote inspanningen en gesubsidieerde maatregelen door vrijwilligers, grondeigenaren, pachters terugzien in een verhoogde nestuitkomst en resulterend in een stabiliserende of toenemende weidevogelstand.

Ondanks het geoptimaliseerde biotoop in de weidevogelgebieden blijkt deze percentages niet te worden behaald. Daarbij speelt de predatiedruk binnen deze gebieden een belangrijke rol.

In de vorm van een Pilotproject willen initiatiefnemers onderzoeken of verruiming op de al toegestane predatorbestrijding binnen weidevogelkerngebieden (aanpak van een breder scala aan predatoren) kan leiden tot het wel duurzaam behalen van een nestoverleving van minimaal 70%


Predatiebeheer vergt een zorgvuldige afweging van het belang van prooisoorten met dat van predatoren. Het verlagen van dichtheden van bepaalde predatoren kan alleen gebieds-specifiek en in tijd beperkt plaatsvinden.


Ecologische begeleiding Steenmarterbeheer

Monitoring en Onderzoek

Opdrachtgever: Provincie Fryslân


Sinds 2017 neemt ons bureau deel aan een langlopend onderzoek, uitgevoerd door Jasja Dekker Zoogdierecologie en Bob Jonge Poerink (Ecosensys) naar de predatie door steenmarters op weidevogels in Fryslân.

Vanaf begin 2020 heeft de provincie Fryslân - mede op basis van voornoemd onderzoek - besloten in meer weidevogelgebieden actief predatorbeheer toe te staan, en met name gericht op het voorkomen van predatie door steenmarters.

Aan Boerema & van den Brink B.V. is opdracht gegeven om in al deze gebieden de ecologische begeleiding te verzorgen. Dit houdt in dat de ontheffinghouders en de personen die het predatorbeheer uitvoeren met raad en daad worden ondersteund. Gericht op het voorkomen van aantasting dierenwelzijn, juiste uitvoering van het vangprotocol alsook zonodig beoordelen van (al dan niet aanwezige) verstoringsrisico's voor andere soorten in de gebieden.

Dit project loopt door tot en met 2023

EVALUATIE FAUNABEHEERPLAN REE ZEELAND


In opdracht van de Faunabeheereenheid Zeeland wordt een evaluatie uitgevoerd van het in 201 door Gedeputeerde Staten vastgestelde Faunbeheerplan Ree

De hoofdvraag is of de doelstellingen gehaald zijn en de voorgenomen maatregelen zijn uitgevoerd. Vervolgvraag is in hoeverre het nieuwe Faunabeheerplan Ree dat eind 2023 moet worden vastgesteld aanpassingen in aanpak of doelen moet gaan bevatten.

De evaluatie moet in het eerste kwartaal van 2023 zijn afgerond

Onderzoek naar Alternatieve benaderingen voor populatiebeheer en draagkracht van grote hoefdieren

In 2019 is door de Faunabeheereenheden (FBE’s) Friesland, Utrecht en Gelderland, in samenwerking met BIJ12 een themamiddag georganiseerd over reewildbeheer, waarbij verschillende tekortkomingen in het huidige reewildbeheer aan de orde zijn gekomen. Naar aanleiding van die themamiddag is het onderwerp “Indicatoren voor populatiebeheer” opgenomen in de onderzoek agenda 2020-2021 van BIJ12. Er is met diverse belanghebbenden gesproken over de wijze waarop invulling aan dat onderwerp kan worden gegeven. Als vervolg hierop is bijgaande studie uitgevoerd. Dit onderzoek heeft betrekking op het verkennen van de begrippen ‘draagkracht’ en ‘populatiebeheer’ van populaties hoefdieren binnen Nederland. Onderzocht wordt de huidige, gangbare manier van het hanteren van deze begrippen binnen het beheer van hoefdieren en mogelijke alternatieve benaderingen. De wijze waarop hiermee in andere landen wordt omgegaan dient als inspiratie. De te verkennen alternatieve benadering(en) zijn mede beoordeeld op juridische houdbaarheid en praktische toepasbaarheid.

Als alternatieve vorm van beheer is gekeken naar het zogenaamde Adaptief Impact management (AIM), een vorm van ‘lerend beheren’, waarbij op grond van een probleemanalyse wordt gekeken naar maatwerkbeheer: welke maatregel lost het probleem op en hoe verhouden probleem en oplossing zich tot mogelijke andere problemen en de populatieontwikkeling? In het onderzoek wordt beschreven wat de diverse stappen van het voorgestelde impactmanagement inhouden. Belangrijk vraagstuk om bij stil te staan is in hoeverre binnen een bepaalde maatschappelijke context kan worden gesproken van (on)aanvaardbare schade, of overlast. Het is daarom noodzakelijk om geen belanghebbende partijen te vergeten binnen het proces om te komen tot AIM.

Conclusie is dat het invoeren van het AIM als beheermethodiek voor populaties van grote hoefdieren op voorhand niet onmogelijk lijkt, maar ook niet direct passend is binnen het in Nederland geldende wettelijke kader. Ook is er geen ervaring met de werking van een dergelijke aanpak in de Nederlandse samenleving en ruimtelijke context. Deze kenmerkt zich immers door een in omvang beperkte openbare ruimte met een grote verwevenheid van verschillende gebruiksfuncties. Ook is er te weinig ervaring met het effect van beheer op interacties tussen soorten.

Aanbevolen wordt om een pilot uit te voeren met beheer op grond van deze methode.


Dit onderzoek is uitgevoerd door Geert Groot Bruinderink, FaunaPartner (eindredactie), Rik Schoon, Natuurlijk! Fauna-advies en Luuk Boerema, van Boerema & van den Brink BV.

De rol van de Moeflon in het Veluwse Ecosysteem

Opdrachtgever: Stichting Nationaal Park De Hoge Veluwe


Sinds de introductie van de moeflon door de familie Kröller-Müller binnen de rasters van de Hoge Veluwe is deze meer dan honderd jaar onafgebroken aanwezig gebleven. De moeflon kenmerkt zich vanwege zijn zelfredzaamheid. Mede hierdoor heeft hij zich een eigen plaats verworven binnen de ecosystemen binnen het Park.

Bijzonder is dat binnen het Park delen van het van oudsher open heide en stuifzandlandschap nooit volledig zijn dichtgegroeid als gevolg van vergrassing of verbossing, zoals dat elders wel op de Veluwe heeft plaatsgevonden.

Uit onderzoeken en ook de ervaringen van de beheerders van het Park volgt dat de moeflon, vanwege zijn bijzondere voedselpreferentie, (mede) heeft gezorgd voor het behoud van dit karakteristieke open landschap en de daarbinnen gelegen habitattypen en bijbehorende soorten waarvoor Nederland een bijzondere verantwoording draagt (gebieden en soorten van communautair belang).

De moeflon blijkt van groot belang voor het in standhouden van de habitattypen H2310 stuifzandheiden, H2330 zandverstuivingen en H6230* heischrale graslanden en levert binnen het Park een belangrijke bijdrage aan het openhouden en ook daarmee kwalitatief in goede staat houden van deze Natura 2000 habitattypen.

Door het beheer binnen het Park profiteren ook een aantal kwetsbare soorten van de heide en stuifzandgronden; Het Park is al jarenlang een zeer belangrijke plek voor de tapuit, boomleeuwerik, draaihals, nachtzwaluw, roodborsttapuit en de grauwe klauwier. Voor de draaihals, tapuit en grauwe klauwier geldt een verbeteringsopgave voor het gehele Natura 2000-gebied. De bijdrage van het Park voor deze soorten is dan ook van groot belang omdat zich hier een belangrijk deel van de (kern)populatie bevindt. Deze vogelsoorten profiteren allen van de jarenlange beheersaanpak zoals deze op het Park plaatsvindt.